Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet, [7]Ik zal u het zaad verderven; en [8]Ik zal drek op uw aangezichten strooien, den drek [9]uwer feesten, [10]zodat men u met denzelven wegnemen zal. 7. Dat is, Ik zal het zaad, hetwelk gij in den akker werpt, verderven en te schande maken, zie breder van de betekenis van het Hebr. woord Ps.9:6 en de aantekening aldaar. Eenigen verstaan hier door het zaad de nakomelingen, in dezen zin: Ik zal uwe nakomelingen vervloeken. 8. Dat is, Ik zal u gans verachtelijk en onwaardig maken, alzo dat een ieder een afkeer van ulieden hebben zal. 9. Dat is, den drek der beesten, die gij ter offeranden brengt op uwe feestoffers. Zie Ps.118:27 de aantekening aldaar, waar ook feesten voor feestoffers staat. Zie ook Ex.23:18; Jes.29:1. 10. De zin is: Gij zult zo met drek als overdekt worden, dat de mestraper ulieden op zijn mest wagen zal laden en als vuilaas wegvoeren. Anders: [de straf] zal u tot zich nemen.